Marlies Rohmer heeft al sinds 1986 haar eigen bureau en bouwde haar eerste gebouw in 1988. Nu, zo’n 25 jaar later, heeft ze besloten op haar carrière terug te kijken. In het project ‘WHAT HAPPENED TO…’ rijdt ze met een camper door Nederland langs al haar gebouwen. Daarvoor gebruikt ze gaten in haar agenda en vrije dagen in het weekend. De wat slome camper symboliseert de rust van het terugkijken. De confrontatie met haar gebouwen is een aanleiding om na te denken over de rol van de architect en het belang van ‘de schoonheid van het gebruik’.
Een belangrijke aanleiding om terug te blikken is haar interesse voor duurzaam bouwen. Daarbij denkt ze vooral ook aan de houdbaarheid van gebouwen, ‘gebouwen die na jaren nog boeien’. Het leek haar daarom wel zo eerlijk ook haar voltooide werk te onderzoeken: ‘Als je een gebouw eenmaal hebt opgeleverd, trek je de deur achter je dicht en nemen de gebruikers het in. Heel vaak ga en ging ik nog terug om te kijken hoe het erbij stond. Soms met een journalist of met een nieuwe opdrachtgever, maar meestal zelf, uit nieuwsgierigheid en belangstelling. Het zijn toch een beetje je kinderen die je een tijd uit het oog verloren bent. Hoe zijn ze eraan toe? Hoe gedragen ze zich? Dat is niet zo gebruikelijk als het lijkt. De meeste architecten fotograferen direct na oplevering hun gebouw, het komt glossy in de bladen te staan, verder nooit meer wat van gehoord…’
Basisschool Het Spectrum
Maandag 3 september 2012 is de beurt aan Openbare Basisschool Het Spectrum, midden in de Haagse Schilderswijk. Dit is een zwarte school: van de 175 kinderen zijn er 2 van Nederlandse afkomst. Dat we vandaag op een school zijn is niet toevallig. Rohmer richtte zich de laatste jaren in het bijzonder op jongeren. Zo ontwierp ze niet alleen schoolgebouwen, maar ook speelpleinen, een discotheek en een groot jongerenhotel. Ook publiceerde ze over de leefwereld van jongeren het boek Bouwen voor de Next Generation.
Als we het plein op lopen is het eerste wat opvalt een zelfgemaakte schommel. Die schommel is vastgemaakt aan een fietsenrek. Marlies hurkt om een foto te maken: ‘Oh wat leuk, zo had ik het precies bedoeld!’ Toch moet je als architect die terugkijkt dapper zijn. Alleen van sommige eigenaren van haar woonhuizen heeft Marlies uitsluitend positieve reacties gehad. Ook de meesters en juffen komen met een waslijst vol klachten.
Na Marlies’ opmerking ‘maar het is toch ook wel een goed gebouw?’ valt een korte stilte. De klachten variëren van de omvang van aanrechten en een te scherpe waterslag tot de kleur van een wand. De kritiekpunten gaat Rohmer niet uit de weg: ‘Oh wat erg. Hier hadden schuiframen in gemoeten. Als ik hiervoor een cijfer aan mezelf moest geven dan gaf ik een één.’ Zoiets als de kleuren van wanden daarentegen moeten de docenten zelf oplossen: ‘Dat schilder je toch gewoon over?’
Panopticum
Wat goed is, roept blijkbaar minder reacties op. Zo is de lerarenkamer precies midden in het gebouw en grotendeels van glas. Docenten kunnen hierdoor grote delen van het gebouw in het oog houden. Marlies noemt de ruimte liefkozend haar panopticum, verwijzend naar een 18e eeuws ontwerp voor een gevangenis. Het overzicht dat meesters en juffen hierdoor hebben blijkt meer dan effectief. Ook tijdens het gesprek roepen ze hollende kinderen tot de orde.
Die opzet komt niet uit de lucht vallen. Bij het onderzoek voor Bouwen voor de Next Generation ontdekte ze meer over de strenge niet-westerse opvoeding. Uit die overwegingen komt nu een specifieke ontwerpkeuze tot stand. Het meeste denkwerk van de architect is voor gebruikers onzichtbaar. Bij het bespreken van de vorm van een venster reageert een juf verbaasd ‘Maar als je een gebouw ontwerpt maak je dan al die kleine details?’
Rohmer reageert daarom gelaten op de reacties: ‘Kijk, contact met gebruikers is echt goed, maar gebruikers weten vaak niet waarom een architect een keuze maakt’. Een voorbeeld zijn de drie van elkaar gescheiden schoolpleintjes van Het Spectrum. In de docentenkamer is men ontevreden dat de kinderen zo geen contact met andere klassen opbouwen. Het alternatief was één langwerpige speelplaats, waaraan alle lokalen lagen, dat geeft veel geluidsoverlast. Dat soort dingen weet je als architect nu eenmaal beter.’
Lessen uit de praktijk
Tijdens het terugkijken blijkt steeds weer dat pas in de praktijk blijkt wat werkt. Ook vandaag bedenkt Rohmer dingen die ze in een huidig ontwerp gaat aanpassen. Vaak is de architect er niet om de problemen die pas na enige tijd aan het licht komen aan te pakken. Marlies stelt voor hierop te anticiperen in de vorm van een budget voor elke school om na een half jaar aanpassingen te doen. Tegelijk wijst ze ook op de verantwoordelijkheid van gebruikers: ‘In plaats van mopperen over een aanrecht dat te klein is, kun je ook zelf even een plank ophangen.’
De specifieke kennis over het gebruik maakt haar ook wat terughoudend over bouwen in het buitenland: ‘Kijk hoe moeilijk het hier nu al is een goede school te bouwen. In België kregen we een aantal aanbestedingen niet, dus toen ben ik ter plekke gaan kijken wat ze daar anders doen. Het bleek bijvoorbeeld dat leerlingen daar tijdens de les niet naar het toilet mogen. Wc’s bevinden zich daarom altijd op de begane grond. En als het regent moeten de kinderen ook buiten spelen, dus zijn speelplaatsen altijd deels overdekt. In Nederland kan ik natuurlijk veel makkelijker langskomen dan in Istanboel. Een gebouw ver weg wordt eerder een icoon, de gebruikswaarde is secundair.
Afschuw en trots
Ik heb in de afgelopen jaren geleerd dat er ook zoiets is als ‘de schoonheid van het gebruik’. Naast het veranderingen in het gebruik, zijn er ook gebruikers die het gebouw veranderen. Eerder bezocht Rohmer een aantal oudere gebouwen in een korte documentaire voor de NPS. Daar wordt ze geconfronteerd met veranderingen aan een project voor seniorenwoningen in Amsterdam-Noord. Ze reageert met onverborgen afschuw: ‘Oh my god…’ Presentatrice: ‘Wat is er Marlies, gaat het?’. ‘Ze hebben de kozijnen een andere kleur gegeven […] Het is gewoon allemaal…. donkerróód!’
Het eindproduct van ‘WHAT HAPPENED TO…’ staat nog niet vast, misschien schrijft Rohmer een essay. Ze zou graag steeds andere mensen meevragen om hun reacties te zien. Vooralsnog is de belangrijkste drijfveer het terugkijken zelf: ‘Het vak heeft een hoog hype- en what’s next-gehalte. Ik wil niet alleen maar voor de toekomst werken, ik ben er ook trots op als een gebouw er na 20 jaar nog goed voorstaat.
www.rohmer.nl
Tekst en fotografie: Jens van ’t Klooster
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.