Arie Voorburg begon zijn werkzame leven als officier bij de Nederlandse koopvaardij. Na zo’n tien jaar op zee, volgde hij zijn tweede passie en ging hij systeemecologie, biofysica en filosofie studeren. Hij is gefascineerd door het fenomeen stad in al zijn mooie en duistere kanten en al twee decennia actief op het gebied van ecologie, biodiversiteit, duurzame ontwikkeling en complexe stedelijke vraagstukken. Arie Voorburg is mede-ontwikkelaar van de Socio Ecological Urbanism, een denkkader voor het opzetten van een netwerk van ‘dwarsdenkers’ en het initiëren van onderzoek en innovaties.
De stad als fenomeen
Aanvankelijk had Arie Voorburg niet eens zoveel op met de stad als fenomeen. dat veranderde toen hij in de jaren negentig een baan kreeg bij het ministerie van Vrom. In eerste instantie om het milieubeleid te helpen opzetten; later raakte hij bij diezelfde werkgever vanuit de milieukant betrokken bij het grootstedelijk beleid. dat fascineerde hem direct: vanuit de natuurwetenschappen was hij bekend met complexe systemen – hoe complexer, hoe mooier vindt hij zelf – en een stad is in al zijn geledingen volgens hem het ultieme complexe systeem. De stad is met zijn sociale, maatschappelijke, economische, menselijke, fysieke, maar ook ecologische kant in zijn ogen een a-logisch systeem. Mensen met al hun gevoelens en emoties maken de stad voor hem een even buitengewoon als prachtig fenomeen.
Hoe kijk jij naar de stad?Als technoloog, ecoloog, bioloog of antropoloog?
“Ik probeer de stad in zijn volle breedte te bekijken. Alle aspecten van dat complexe systeem hebben met welbevinden van mensen te maken: De ecologische kwaliteit, economie, opleiding, het werk, inkomen; die moet je met visie en beleid hoe dan ook met elkaar in verbinding brengen. Er zijn zoveel mogelijkheden en potenties om een stad utopisch te maken. Tegelijkertijd zie je overal in de grote steden veel uitsluiting en kansarmoede.”
Dat klinkt wel erg vaag: de stad utopisch maken
“Vaag? we hebben zoveel mogelijkheden in technologie, kennis en wetenschap. We kunnen energie, grondstoffen en voedsel op een andere manier gaan produceren, waarbij we van een systeem gebaseerd op tekorten en schaarste gaan naar een systeem dat op overvloed kan draaien. Nu nog niet, maar we kunnen die transformatie daarnaartoe wel in gang gaan zetten. Als we tien tot dertig jaar vooruit kijken, dan kunnen we, als we dat met z’n allen zouden willen, een heel andere samenleving hebben. dat is ook mijn drijfveer.”
En hoe ga je dat ‘als we dat zouden willen’ organiseren?
“Onder meer door vanuit Arcadis samen te werken met inspirerende en gepassioneerde mensen bij verschillende kennisinstituten. Daarnaast geef ik colleges en doe onderzoek. Samen denken en ontwikkelen we perspectieven, mogelijkheden en stimuleren innovaties. De stad is een dynamisch systeem dat draait op en evolueert door drie dominante factoren: De sociaal maatschappelijke dynamiek, de economische transitie en technologie. Dat zijn de drie drijvers die de stad constant in beweging en versnelling houden. Als zo’n stad constant fluctueert en verandert, dan betekent dat ook iets voor onze gebouwde opgave. Want om het even heel plat te zeggen: het is tijd voor een transitie van ontwerpende disciplines ofwel fluïditeit in functies en vorm van zowel de gebouwde als de natuurlijke omgeving, waarbij de kwaliteit van leven en de potentiële ontwikkeling van zowel human als non-human leven centraal staan.”
Hoezo transitie van ontwerpende disciplines?
Steden volbouwen gaat toch al eeuwen goed? “dat is maar de vraag. De gebouwde omgeving is, vaak letterlijk, in beton gegoten en wat we neerzetten staat er dertig tot vijftig jaar of langer. Als de maatschappij, de economie en de technologie zich dan razendsnel ontwikkelen, zet je de stad eigenlijk op slot in zijn fysieke, ontworpen en gebouwde vorm en infrastructuur. Wat we moeten doen, is gaan nadenken over hoe we die ontworpen en gebouwde omgeving wat meer fluïditeit kunnen meegeven, waardoor de stad veel makkelijker mee kan veranderen met die dynamiek. en dan wel graag ontwerpen en bouwen binnen de biofysische grenzen van het global ecosystem .”
Hoe stel je je dat voor? De hele stad platgooien en opnieuw gaan opbouwen?
“Natuurlijk niet. Waar het om gaat, is dat we een periode ingaan waarin we het bestaande transformeren naar meer bestemmingsgunstig. Parallel daaraan introduceer je nieuwe ontwerpprincipes in de stad. Een glijdende schaal van tien tot vijftien jaar, maar we moeten ons nu wel realiseren dat de stad er in 2050 heel anders zal uitzien dan we ons nu kunnen voorstellen. Want laten we eerlijk wezen: de mensen die er dan wonen zullen ook heel anders zijn in morele, ethische, maar ook technologische zin. We zullen moeten accepteren dat we als mens steeds technologischer worden en op niet al te lange termijn in een soort cyberreality gaan leven. Waar we ons nu nog verplaatsen in auto’s en, zeker in deze covid-tijd, per beeldscherm met elkaar communiceren, komen we in de toekomst in totaal andere mixed realities terecht, waarin technologische ontwikkelingen een steeds dominantere plek zullen gaan innemen. Daar moeten we nu al op anticiperen om niet achter de feiten aan te lopen.”
Mooie ambitie spreek je daar uit, maar de politiek ziet je aankomen. Dat bedrijf kijkt hooguit vier jaar vooruit.
“Dat lukt niet van vandaag op morgen, maar er is wel degelijk haast geboden. we hebben de periode van 2020 tot 2030 als de transformatiefase. Die tien jaar is echt de tijd die we hebben uit het oogpunt van climate change , biodiversiteit, grondstofproblematiek en noem maar op. We moeten die transitie nadrukkelijk in gang gaan zetten, omdat de beslissingen die we nu nemen, impact gaan hebben op de komende dertig jaar. En dan kom je uit op de vraag of onze organisatiestructuur in de volle breedte is toegesneden op dit soort complexe vraagstukken, waarbij onze toekomst steeds onzekerder en onvoorspelbaarder gaat worden.”
Dat mag je wat duidelijker uitleggen.
Wat je ziet, is dat we nog steeds conventionele kantoorpanden bouwen en ontwikkelen, terwijl die in hun huidige vorm waarschijnlijk niet meer nodig zijn. Dan doel ik niet alleen op coVid-19 en het massale thuiswerken dat daar het gevolg van is. Wat ik bedoel, is dat de snelheid van maatschappelijke verandering veel groter is dan onze besluitkracht om op die verandering te anticiperen. Blijkbaar kunnen we niet overzien wat mogelijk in de toekomst gaat gebeuren. Dat is van alle tijden. We hebben er altijd mee kunnen dealen, maar anders dan vroeger gaat de verandering steeds sneller. En dat is het punt. Door de exponentiële versnelling van technologie en door hoe wij als mens in elkaar steken en op die versnelling reageren en een economie die niet van het meest geëvalueerde model is, moeten we steeds verder vooruit denken. Op die manier kom je uit bij de vraag of ons huidige systeem de komende veranderingen wel aankan. Ik denk van niet. Het is dan ook een zwaarbeladen vraag, want je tast nogal wat zekerheden aan.”
En dat is vooral te wijten aan de manier waarop het land bestuurd wordt?
“Je kunt niet alles bij de politiek neerleggen. het heeft ook te maken met de manier waarop we met elkaar samenwerken. Ik doel dan op het bedrijfsleven, dus de economische partijen met de politiek en de kennisinstellingen en hoe ‘de maatschappij’ daarbij wordt betrokken. Afgelopen decennia ging dat op zich prima. We hebben althans een enorme welvaart en een gevoel van welbevinden weten te bereiken. Het systeem heeft dus ontzettend goed gewerkt. Maar nu moeten we gaan nadenken of dat systeem nog houdbaar is richting de dynamiek van de versnelling die plaatsvindt. Ik ben door mijn werkzaamheden bij Arcadis en mijn betrokkenheid bij de verschillende kennisinstellingen aardig op de hoogte van wat er staat te gebeuren op technologisch gebied en als ik dan zie wat er straks allemaal mogelijk is op het gebied van architectuur en materiaaltoepassing, dan vind ik dat niet alleen gaaf, maar realiseer ik me ook dat we echt op een andere manier en met andere materialen moeten gaan bouwen en ontwerpen. Het is juist de convergentie tussen informatie, nanotechnologie, cognitieve en biowetenschappen, die ons enorm kan ondersteunen in de transformatie. Dat gaat nog een hele kluif worden. De bouwwereld, toeleveranciers, het onderwijs, de wetenschap; we zitten allemaal in elkaars systeempjes gevangen. Zolang we op financiële vierkantemeterprijzen blijven rekenen met afschrijvings- en leentermijnen van dertig jaar, heb je een probleem. We zullen dus ook naar nieuwe financieringsmechanismen moeten kijken.”
Als je de stad opnieuw mocht inrichten, wat zou je dan teweeg willen brengen?
“Voor alle duidelijkheid. Ik ben geen stedenbouwkundige. Maar als ik een breed stedenbouwkundig plan mocht ontwerpen, dan zou ik daar heel andere experts dan gebruikelijk bij betrekken. Ik zou ecologen, biologen, sociologen, antropologen, maar ook rasechte techneuten, nerds en kunstenaars bij elkaar brengen. Met de collectieve intelligentie die je op die manier om tafel krijgt, kun je veel beter in kaart brengen wat er mogelijk gaat gebeuren, maar ook kun je zo veel beter een antwoord formuleren op de vraag wat je graag zou willen dat er gaat gebeuren. Zo kun je vanuit een groot aantal mogelijke toekomsten een ‘meest gewenste toekomst’ bepalen. bij dergelijke denksessies over een grote stad als Rotterdam zou ik graag aanschuiven. Vanzelfsprekend, zou ik zeggen, is vanuit een dergelijk ‘ontwerpplatform’ een betrokkenheid met bewoners, gebruikers, etc. een gegeven.”
Om de spreekwoordelijke stip op de horizon te zetten zeker?
“Ik wil geen stip zetten, maar een brede horizon als perspectief op een meest gewenste toekomst schetsen. Want als je voor de breedte kiest, kies je voor beweging. Als je dan terug gaat redeneren, zul je een bepaalde robuustheid ontdekken in je ontwerpstructuur. Dáár gaan we in elk geval naartoe. Aan de buitenkanten van dat model kun je dan de dynamiek en evolutie van de continu veranderende realiteit onderbrengen. Het is en blijft een dynamisch proces. Je begint dus anders. Daarbij zul je naast de dynamiek van de drie domeinen sociaal, maatschappij en economie, ook rekening moeten houden met externe disrupties waar je geen directe invloed op hebt. Denk daarbij aan geopolitiek, global interconnected economy en finance, inter- en innerstate conflicts en de voornoemde biofysische grenzen van het ecosysteem. Daarmee bedoel ik dat je bij de stedenbouwkundige plannen die je maakt niet ontkomt aan kijken naar en rekening houden met de dragers van ons global ecosystem . Dan kom je aan zaken als klimaatverandering, biodiversiteit, de grote transportpatronen van stikstof en koolstof, verzuring en transportsystemen in onze oceanen en noem maar op. Die dragers moet je beslist betrekken bij je ontwerp.”
Je doelt op vergroening van de stad?
“Zeker. En dat omvat veel meer dan lukraak bomen planten. Het gaat om natuurlijke geïntegreerde structuren die ervoor zorgen dat je geen negatieve, maar een positieve bijdrage levert als het gaat om klimaatverandering en biodiversiteit en die zorgen voor een meer natuurlijke leefomgeving. Wil je dat goed doen, dan is het verstandig om bij het ontwerpen van een gebouw, infrastructuur en gebiedsontwikkeling in het algemeen, de nieuwste bioscience technology te betrekken die, ik noem maar wat, het mogelijk maken co2 op te nemen en er water van te maken. Door een weloverwogen toepassing van groen kun je een stad ook als een ecosysteem zien waar het groen een integraal deel is van het stedenbouwkundig ontwerp. Natuur, architectuur en functionaliteit en technologie kun je op die manier in de stad in elkaar laten schuiven. Let wel: geen doorgeslagen techno, maar, zoals genoemd, human nature centered.
Hoe ga je al die hemelbestormende ideeën praktische handen en voeten geven?
“Dat kan ik uiteraard niet alleen. Maar door de collectieve intelligentie te mobiliseren, kun je echte veranderingen gaan realiseren. En dan doel ik niet op instituties. zodra je daarvoor kiest, moet je je confirmeren aan hún regels. Waar ik liever mee bezig ben, is een netwerk organiseren dat bestaat uit die eerder genoemde inspirerende en gepassioneerde ‘mensen bij’ Arcadis, de TU Delft en Eindhoven, de universiteiten van Leiden, Maastricht, Wageningen en Utrecht, de Avans Hogeschool, SDO Hogeschool, start-ups, hightech bedrijven en noem maar op. Die gezamenlijke knowhow kun je inzetten in zogenoemde digital decision support models, die ons in staat stellen de verwevenheid van een stad weer te geven in relatie- en feedbackketens. Dan krijg je inzicht in hoe je stad functioneert met een real time monitoringsystem , waarbij je predictive en prescriptive analyses kunt draaien, gericht op toekomstige transitie en de meest effectieve en efficiënte ingrepen kunt simuleren en testen.
Een dergelijk model hebben we ontwikkeld, getest, verbeterd en nu zijn we op weg naar een digitale versie met dashboard. Het mooie daarvan is dat je op een veel beter onderbouwde manier naar investeringen in de stad kunt kijken. investeerders bijvoorbeeld zullen zich moeten afvragen of hun investeringen in de stad over twintig, dertig jaar nog wel waardevast zijn in een samenleving die in zo’n rap tempo aan het veranderen is. Misschien is het verstandig als ze andere risicoparameters gaan gebruiken voor hun investeringsstructuur. Er worden nu nog kantoren afgebouwd, terwijl het coronavirus laat zien dat structureel en langdurig thuiswerken wel eens de norm kan gaan worden. We hebben in de stad dus heel andere woningen en kantoorgebouwen nodig en het lijkt me als investeerder, maar ook als architect en ontwikkelaar handig als je die veranderende behoefte in een steeds sneller veranderende wereld lang van tevoren helder in beeld hebt.”
Als ik jou zo hoor praten, wordt de stad een soort hightech bolwerk voor goed verdienende knappe koppen. Is er in de toekomst die jij schetst in de stad nog wel plaats voor middelbaar en laag opgeleide mensen?
“Zeker wel. Niet iedereen hoeft Havo of hoger te hebben. Waar het om gaat, is weten wat we nodig hebben in onze economie. Maar die economie is ook volop in transitie, dus de deelvraag is dan hoe de gewenste economie van de stad eruit gaat zien. Dan kom je vanzelf ook op de vraag welke workforce je nodig hebt om die economie draaiende te houden. Maar dan wel in een economie waar onder andere automated factories, autonomous manufacturing, advanced robotics en Ai’s human-machine convergence een groot deel van het werk hebben overgenomen. En dan krijg je opeens een heel andere relatie tussen werk in de toekomst en onderwijs. Dat wil niet zeggen dat iedereen een iQ van 140 moet hebben. Er is nog steeds, ook in de toekomst, behoefte aan menselijkheid, zorg en compassie, creatieve of kunstzinnige mensen, alleen ga je dat koppelen aan toekomstige opleidingen en gewenste social skills als kunnen samenwerken, delen en creativiteit. Waar het primair om gaat, is dat iedereen zijn passie en potentie kan ontwikkelen en wat ik zie is dat veel jongeren uitvallen, omdat het onderwijs niet aansluit op hun talenten. Waar we dus naartoe moeten als stad en samenleving, is customised onderwijs aanbieden dat beter aansluit op de potentie van de leerling en de toekomstige behoeftes van de stad en de samenleving als geheel. we zullen, of we willen of niet, rekening moeten houden met deze ontwikkelingen.”
Hoe maak je de selectie tussen kansrijke en kansarme ideeën?
“Dan kom je aan het organisatiemodel. Je moet als stad en samenleving wel weten waarheen je wilt gaan. Dat betekent dat je veel meer lokaal moet gaan denken. Neem de energietransitie. Het is verstandig om goed na te denken in welke richting je die wilt laten bewegen. Daarbij vraag je je dan af of energie met windmolens op zee opwekken wel de modernste techniek is die je kunt inzetten voor een stad en of het verstandig is om rondom steden gigantische velden met zonnepanelen aan te leggen in relatie tot de ruimte die ze vragen. Kun je de energievraag voor een stad niet beter oplossen door toepassing van localised intelligent hybrid energy grids , toegesneden op de mogelijkheden die de verschillende typen omgeving en bebouwing van een stadswijk bieden, waarbij je zaken als wind én zon én thermo-energie toepast of een nieuwe technologie gebruikt waarmee je bijvoorbeeld energie met zout/zoetwater opwekt.”
En wat kan Arie Voorburg voor die steeds verder versnellende samenleving betekenen?
“Wat ik probeer te doen, is mensen stimuleren om anders te gaan nadenken. De transformatie die we de komende tien jaar als samenleving moeten doormaken om klimaatverandering, biodiversiteit en grondstofschaarste te tackelen en de circulaire local customized economie te realiseren, is een heel groot vraagstuk. We moeten er niet van wegkijken, maar domweg accepteren dat het een groot en ingewikkeld vraagstuk is. en wegkijken hoeft helemaal niet. Er zijn oplossingsmodellen die een andere manier van erover nadenken mogelijk maken. Er is kennis genoeg op dit vlak. We hebben namelijk een enorm potentieel. het ‘enige’ wat ons te doen staat, is dat potentieel benutten om over onze zelf opgeworpen grenzen heen te stappen. Die stappen zetten gaat alleen als we veel aan onze samenleving gaan veranderen. Dat lijkt me evident. Maar laten we het alsjeblieft wel oppakken. Het hoeft niet morgen klaar te zijn, maar er is wel haast geboden. We hebben slechts tien jaar om instrumenteel na te denken over de ‘meest gewenste toekomst’ voor de stad c.q. onze steden en samenleving als geheel, die aansluit bij een tijdperk dat zich kenmerkt door versnelling en verandering. en stappen zetten is toch een veel aanlokkelijker perspectief dan stilstaan om in het oude te blijven hangen en merken dat de toekomst ons ontglipt.”
Wat zou je doen als je in Den Haag de lakens mocht uitdelen?
“Laat ik vooropstellen dat ik het ook niet weet en dat we hiervoor een beroep moeten doen op heel andere kennis- en ervaringsdisciplines. Maar om een voorzet te geven: Ik zou pleiten voor een multidisciplinair, integraal departement. Bevolkt met ambtenaren, maar vooral ook met mensen uit een visionaire denktank, waarbij ik denk aan kunstenaars, biologen, sociologen, techneuten, nerds, en tevens met bewoners van de stad. Een club wijze mensen die samen de meest gewenste toekomst voor het land gaan schetsen. Niet een in steen gebeitelde visie, maar een perspectief op een toekomst van schaarste naar potentiële overvloed. De deelnemers waar ik op doel zijn mensen die vrij kunnen denken, omdat ze niet gebonden zijn aan conventies of zakelijke en politieke belangen. En er mogen uiteraard ook vertegenwoordigers van banken of producenten bij aanschuiven, zolang het maar dwarsdenkers zijn. Naast die denktank hou je de afzonderlijke departementen aan, maar dan voor de sectorale uitvoering. de denktank werkt vanuit het perspectief van wat er global gebeurt. De departementen vanuit hoe de realiteit wordt ervaren. maar er moet echt iets gaan veranderen. De toekomst is te fragiel om ‘zomaar’ te laten gebeuren.”
Dit artikel is geplaatst in de rubriek Koploper in Bouwwereld nummer 8 van 2020.
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Martin van Wengelaar
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.