Joost Conijn: Wat ik wil kan eigenlijk niet

Interview

Joost Conijn: Wat ik wil kan eigenlijk niet

Door: Peter de Winter | 06-11-2019

Gewoon aan de slag gaan met bouwen en achteraf checken of het ontwerp aan de regels voldoet. Dat kan volgens kunstenaar, schrijver en cineast Joost Conijn heel bevrijdend werken. Of architecten iets van hem kunnen leren, weet hij niet en interessante dingen gebeuren pas als verschillende werelden elkaar beïnvloeden. Geen wonder dat hij zich thuis voelt bij mensen die wars van alles hun eigen gang gaan en niet bezig zijn hun kunstenaarschap uit te dragen. Dit is de laatste aflevering uit de interviewestafette.

Of architecten iets van hem kunnen leren, weet Joost Conijn niet. Als kunstenaar, schrijver en cineast doet hij wat hij graag wil doen. In zijn ogen is bouwen in Nederland zo aan regels gebonden dat het bijna onmogelijk is je eigen draai aan een huis te geven. Het bouwwereldje is door professionals, ontwikkelaars en aannemers geclaimd. Bij alles wat je bedenkt horen minstens tien regeltjes. Je kunt het volgens hem ook anders aanpakken. Gewoon aan de slag gaan met bouwen en achteraf pas checken of je ontwerp aan de geldende regels voldoet. Dat kan heel bevrijdend werken. Zo gaat hij een draaiend huis bouwen op een welstandsvrije kavel in Oosterwold in Almere. Een huis dat opwarmt door de zon en dat je wanneer het nodig is met zijn donkere kant naar de zon kunt draaien. Dat gebeurt op fietskracht. Het lijkt hem namelijk mooi als één persoon een huis van pakweg veertigduizend kilo kan verplaatsen. Hij heeft nog geen idee hoe hij aandrijfmechanisme gaat maken, maar dat geldt voor veel van wat hij doet. Hoe je een vliegtuig moest bouwen wist hij ook niet en toch lukte het hem. Hij vloog er dwars over Oost-Afrika mee. Onmogelijk bestaat voor hem dan ook niet. Het heeft hem er althans nooit van weerhouden aan iets te beginnen.

Wat is jouw band met A.L Snijders?

Hij is de vader van een vriend van mij. Ik leerde hem kennen toen hij zijn zoon op de academie kwam opzoeken om er een stukje over te schrijven. Ik wilde gaan schrijven, maar hoe dat moest, dat wist ik nog niet. Ik ben Snijders gaan volgen en zo ontdekte ik wat een schrijver is en wat hij doet. Daarover heb ik voor het Uur van de Wolf van de NTR een documentaire van vijftig minuten gemaakt. Daar komt bij dat je je in je leven moet laten adopteren af en toe. Dat je zoekt naar de juiste mensen die stimulerend zijn en iets in je zien. Snijders is zo’n figuur.

Dergelijke figuren heb jij nodig?

Ik denk dat iedereen ze nodig heeft. Ik had altijd wel zo iemand in m’n leven. Bijvoorbeeld als je van school gestuurd werd dat er ten minste één leraar is die zegt: ‘Die jongen moet terugkomen. Hij heeft talent. Het komt wel goed met hem.’ Als je dat niet hebt, ben je toch een beetje verloren. Ik denk ook dat je als kunstenaar een talent moet hebben om je door de juiste mensen te laten adopteren. Waarom Snijders me stimuleert? Hij hoort tot de mensen die onvoorwaardelijk oké vinden wat ik doe. John Körmeling die je de vorige keer sprak is er ook een van. Ik ontmoette hem 25 jaar geleden op een tentoonstelling. Ik had een motorfiets gemaakt en moest van hem direct de galerie ermee binnenrijden omdat hij vond dat die motor onderdeel van de expositie hoorde te zijn.

Welk effect hebben jullie op elkaar?

Hij gaat zijn eigen gang en is wars van alles en al helemaal niet bezig zijn kunstenaarschap uit te dragen. Dat is best wel uniek en dat spreekt me in hem aan. Toch wordt hij gevraagd de entree van Het Depot van Museum Boijmans te ontwerpen. Dat komt omdat Winnie Maas van MVRDV hem een interessante kunstenaar vindt die denkt buiten gebruikelijke kaders. Kunst hoort zich niet alleen binnen de kunstwereld af te spelen, maar ook op straat, in gebouwen, bij de luchtmacht, de politie en overal. Zo vind ik het leuk om stukken voor de krant te schrijven, iets voor tv te maken, een film te draaien, een boek te schrijven en een huis te bouwen. Die menging staat me veel meer aan dan kunst, architectuur, literatuur en film te zien als gescheiden werelden. Dat is niet interessant.

Verschillende werelden elkaar beïnvloeden

Interessante dingen gebeuren juist pas als verschillende werelden elkaar beïnvloeden. Dat ondervind ik zelf ook. Als je voor de televisie een film wilt maken, denken de meeste mensen dat je eerst een plan nodig hebt want zonder plan kan je niets. En je moet ook van te voren bedenken hoe het verhaal afloopt. Zo werk ik niet en als ik dan toch iets mag maken en het gaat goed, is het achteraf voor dat wereldje weer heel bevrijdend dat het ook op een andere manier kan dan men gewend is. Een wereld op zich draait zichzelf in een spiraal naar binnen toe terwijl er altijd invloeden van buitenaf nodig zijn om te voorkomen dat je in een steeds kleinere cirkeltjes neerwaarts gaat. Kunst kan zo’n invloed zijn.

Het lijkt erop dat je projecten op touw zet die niet kunnen?

Ik denk van wel. De meeste dingen die ik doe – zoals een vliegtuig bouwen – lijken onmogelijk. Eigenlijk kan het niet wat ik wil en dat zeggen dan vooral de mensen die er verstand van hebben. Maar er haken ook mensen aan omdat ze het interessant vinden dat je het onmogelijke probeert waar te maken. Dat zijn dus de mensen met weinig verstand van zaken, maar ze durven wel te geloven in een droom en willen met je meedenken.

Het nut van regels

Ooit moest ik een lezing geven aan de politieacademie omdat politiemensen werken in een heel starre organisatie. Hiërarchisch en vol strakke regels waardoor er nauwelijks dynamiek, vernieuwing en innovatie is. Dat is een groot probleem bij een bedrijf dat middenin de samenleving wil staan. Ik ging de agenten uitleggen wat het nut is van regels en waarom het beter is dat je je niet altijd aan regels houdt. Dat verhaal ging ook over grenzen. Die zijn er voornamelijk om steeds verlegd te worden. Dat is inherent aan een grens. Begrijp me goed, grenzen zijn soms nodig – denk maar aan een kind – maar de verantwoordelijkheid moet je ook wel snel weer teruggeven omdat een kind zich anders niet ontwikkelt. En die verplaatsende grenzen zijn exemplarisch voor heel veel dingen.

KPMG vroeg je hen ‘out of the box’ te leren denken. Waarom is dit zo moeilijk

Ik denk dat mensen hebben geleerd dat er een dwingend maatschappelijk manifest is waarin de verwachtingen vastliggen. Dat moet steeds doorbroken worden wil je nieuwe wegen vinden. Ik ben voor zo’n gezelschap geen leraar want ik leg niet uit hoe ze iets moeten doen. Wat ik doe, is vertellen wat ik maak en hoe ik werk. Ik vind dat je iemand niet iets moet leren, maar moet stimuleren zelf de dingen uit te vinden. Dat heb ik ook altijd gedaan. Dan komt het uit jezelf en gaat het veel sneller. Die innerlijke motivatie is nodig en door iets over mijn manier van werken te vertellen, stimuleer ik het proces van vrij durven denken. Als je in het bedrijfsleven tot nieuwe inzichten wilt komen, zouden niet de budgetten, protocollen en regels voorop moeten staan, maar de vrijheid om verbeelding de ruimte te geven. Doe je dat niet, dan verdwijnt het leven uit een organisatie. Dat geldt overigens ook voor kunst, film, architectuur en het leven zelf. Niet alles dichttimmeren, maar risico durven nemen.

Waarom bouwde je een houten auto en een vliegtuig

Vliegen is iets waarbij alles constant op scherp staat. Als je het luchtruim kiest, moet je uiterst geconcentreerd zijn want je leven staat constant op het spel. Elke fout is onvergeeflijk. Het vraagt een enorme focus. Daar hou ik van. Het is een op de spits gedreven activiteit, verbonden met heel veel zaken. Met de elementen, met techniek, met reageren op dingen die mis gaan, met beslissingen nemen in een heel kort moment. Al vliegend ontdek je ook wie je bent. Het scherpt al je reflexen, je ervaart emoties als doodsangst en je leert altijd. Elke vlucht is anders omdat de omstandigheden nooit hetzelfde zijn. Of vliegen een vlucht is? Voor mij niet. Ik denk dat vliegen ‘niet neerstorten’ is. Je vliegt met de constante angst dat je neerstort en ik ben een keer neergestort. Daarmee ging ik dwars door m’n angst heen om neer te storten. Dat was een bevrijding. Ik was nooit zo opgelucht als toen ik uit m’n vliegtuig stapte nadat het neerging. En dat geldt voor veel andere dingen waar je angst voor hebt of verstrikt in raakt. Door er doorheen te breken, bevrijd je jezelf van je angsten en bindingen. Dat is voor mij allemaal met vliegen verbonden.

Welk beroep vul je in op een formulier?

Dat ligt eraan in welk land ik ben. In sommige landen ben je als journalist verdacht, in andere als schrijver, cineast of kunstenaar. Ik zit dus altijd in de verdachte hoek omdat ik van al die disciplines thuis ben. Je kunt ook zeggen dat je ingenieur bent, dat scheelt een hoop gezeur. Dat ondervond ik toen ik met m’n vliegtuig over Oost-Afrika vloog. Dan kan je niet zeggen dat je op vakantie bent. Dat snappen de mensen niet. Het moet daar altijd functioneel zijn dus was ik steeds op weg naar m’n volgende bestemming. Toen ik met de Houtauto door Oost-Europa reisde maakte ik er onderweg filmpjes van. Toen ging ik niet zeggen dat ik met een kunstproject bezig was. Dat is verdacht. Zeg je dat je op vakantie bent, dan laten omstanders zich rustig filmen. Ik zeg daarom altijd wat me goed uitkomt in die situatie.

Vanuit Afrika schreef je wekelijks een pagina in NRC. Wist je toen al hoe je dat moest aanpakken?

Nee, dat kon ik niet. Ik had althans niet eerder elke week een reisverslag van 1.200 woorden ingeleverd. Toch wilde ik niet dat m’n stukken geredigeerd werden. Ik maakte soms nogal tijdsprongen in die stukken en de eindredacteur wilde dat dan met woorden aan elkaar lijmen, maar ik niet. Ik ben gewend films te monteren en dan kan je ook grote sprongen in tijd en plaats maken. De kijker pikt dat gewoon. Die kan van het ene beeld naar het andere duizend kilometer overbruggen zonder uitleg van mijn kant. Dat maakt niks uit. Mijn stukjes waren als een film gemonteerd en zaten vol jargon omdat ik dat leuk vind. Ook dat wilde hij schrappen, maar ik stond erop dat het bleef staan. Door technisch jargon over vliegtuigen en hoe je over de radio communiceert, kom je als lezer in een andere wereld. Ik wilde op mijn manier laten zien wat ik daar zag en niet iedereen hoeft alles meteen te begrijpen. Dat geldt voor een tekst, een film en ook voor de kunst die ik maak.

Joost Conijn

Joost Conijn (1971) studeerde in de jaren negentig aan de Rietveld Academie en het Sandberg Instituut in Amsterdam. In 2000 won hij de Charlotte Köhler Prijs voor jonge beeldend kunstenaars en de Cobra Kunstprijs in 2005. In datzelfde jaar werd hij genomineerd voor de Prix de Rome. Conijn werd bekend met projecten die ‘zelfgebouwde machines’ als overkoepelend thema hebben. Zo bouwde hij een set assen met fietswielen, waarvan de achterste as door een motor werd aangedreven, en het menselijk lichaam fungeerde als chassis. Met zijn zelfgebouwde machines maakt hij reizen, die hij op film vastlegt. In 2001 toerde het met een houten auto door Oost-Europa. Met zijn 3e zelfgebouwde vliegtuig vloog hij in etappes van Nederland naar Kenia. In zijn werk zoekt Conijn de grens op tussen kunst en technologie, mens en machine.

Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Martin Wengelaar

Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 4 van 2019

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags:

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.