Paradox van het alledaagse

Nieuws

Paradox van het alledaagse

Door: Kirsten Hannema | 08-04-2014

In Eindhoven werkt Biq Stadsontwerp aan de stadsvernieuwing van Drents Dorp, een voormalige arbeidersenclave bij het Philips fabriekscomplex Strijp. Een project met sociale huurwoningen dat refereert aan de architectuur van alledag, maar daar ver boven uitstijgt. De repetitie van rijtjeshuizen is zo normaal dat architect Hans van der Heijden zich afvraagt of je het wel architectuur zou moeten noemen. Maar het resultaat is juist bijzonder in ontwerp en afwerking. Het zou mooi zijn als een project als het Drentse Dorp in de toekomst daadwerkelijk ‘gewoon’ is.

Afgaand op het architectuurdebat de afgelopen jaren, krijg je indruk dat er in Nederland slechts twee typen architecten bestaan.  Aan de ene kant heb je de supermodernisten, die onder aanvoering van Rem Koolhaas in de jaren negentig internationaal naam maakten met hun ‘fuck context’-gebouwen, ironische statements en spectaculaire constructies.  Aan de andere kant de postmodernisten, die bezweren dat vroeger  – het premoderne tijdperk – alles beter was, en niet vies zijn van een vleugje Las Vegas. Dit is het gespleten architectuurland dat geschetst wordt in Double Dutch – architectuur na 1985, het onlangs verschenen boek van architectuurcriticus en NRC-journalist Bernard Hulsman. Waarin hij concludeert dat niet Koolhaas, maar de Luxemburger Rob Krier de invloedrijkste architect van Nederland is. Het postmodernisme zou het ‘gewonnen’ hebben van het supermodernisme.

Hoewel in Double Dutch ook een aantal andere ontwikkelingen aan de orde komen, doet Hulsman het voorkomen alsof Nederlandse architectuur een hart ontbeert. Het is ‘nieuw’ tegenover ‘nostalgisch’, avant-garde tegenover retro, de Kunsthal tegenover de kermis die Sjoerd Soeters’ Zaanse stadshart is. Het doet geen recht aan de complexiteit van de werkelijkheid, aan de rijke schakering van architectuur die Nederland kent. Want tussen die twee uitersten, in de schaduw van de beroemde namen en mediagenieke gebouwen, werkt een groep architecten gestaag aan hun oeuvre. We hebben het over gevestigde namen als Bedaux de Brouwer, Rapp+Rapp, Claus en Kaan, bureaus als Onix, Faro, Wingender Hovenier, Heren 5, McCreanor & Lavington, over jonge architecten zoals Happel Cornelissen Verhoeven, Tom Frantzen en LEVS. En over Biq stadsontwerp, een bureau dat bij uitstek een eigen positie inneemt.

Doelbewust terughoudend

Biq-oprichters Hans van der Heijden en Rick Wessels geloven niet dat moderne architectuur radicaal moet breken met tradities, noch in het nabootsen van het verleden. Ze denken dat een wederkerige relatie mogelijk is, dat je voortbouwend op bekende typologieën, compositorische codes en tektonische principes, tot iets nieuws kunt komen. Zich daarbij realiserend  dat er ook dingen zijn veranderd, dat je bijvoorbeeld moet werken met andere (prefab) materialen en technieken.

Onspectaculair, nuchter, alledaags, zo zou je hun bakstenen bouwwerken kunnen omschrijven. Die termen, hun positie in het midden, en het feit dat hun werk niet veel gepubliceerd wordt, suggereert misschien dat wat zij bouwen ‘gemiddeld’ is, een compromis. Het tegendeel is waar: hun architectuur is doelbewust terughoudend. De reden is dat de ontwerpers in negen van de tien gevallen geen aanleiding zien om een gebouw scheef, krom of knalgeel te maken, simpelweg omdat de context, de opgave en de omstandigheden daar niet om vragen. Woningbouw – want dat is wat zij vooral ontwerpen – behoeft volgens hen geen groots opgezette experimenten of radicale concepten. Van der Heijden weet nog precies waarom hij ‘bouwboer’ is geworden, zoals hij het zelf noemt. Als jongen woonde hij in een flat in Leidschendam. Elke keer wanneer hij binnenstapte in de troosteloze entreehal,  donker en krap, met aan het plafond de verwarmingsbuizen waar de isolatie vanaf dwarrelde op je hoofd, vroeg hij zich af: hoe kan dit anders?

Een mogelijk antwoord op die vraag vinden we in Drents Dorp, een buurtje in de Eindhovense wijk Strijp, waar Biq onlangs 140 woningen heeft opgeleverd. Het is een tuindorp uit de jaren twintig, gebouwd voor arbeiders uit de provincie Drenthe die kwamen werken in de Philips fabrieken. Biq kreeg in 2011 opdracht om een ontwerp te maken voor de te vernieuwen buurt, als alternatief voor de reeds ingezette sloop-nieuwbouwplannen die gesneuveld waren door de crisis. De nieuwe woningen bleken te duur, waren gericht op de verkeerde markt en er was een overschot aan koophuizen. De vraag was nu om er goedkope sociale huurwoningen te maken, binnen het stedenbouwkundig ontwerp dat inmiddels was vastgelegd in het bestemmingsplan.

Variaties op een standaardwoning

Eerder werkte Biq in Eindhoven voor dezelfde opdrachtgever aan een stadsvernieuwingsproject in de ‘impulsbuurt’ Lakerlopen, ook een tuindorp. Hiervoor ontwierp het bureau een standaardwoning, een herinterpretatie van de bestaande sociale woningbouw van architect Louis Kooken uit de jaren twintig. Het huis, systematisch opgebouwd, bestaat uit een bakstenen basis en een kapverdieping, die van elkaar gescheiden worden door een aluminium bandvenster. De voordeur, met daarboven een betonnen luifel, het witte houten raam op de begane grond en de regenpijp, in dezelfde kleur als het bandvenster, completeren de compositie.

Hetzelfde basale huis is de bouwsteen voor Drents Dorp. Het feit dat dit huis nu voor de tweede keer gebruikt wordt, wijst meteen op een van de belangrijkste kwaliteiten van deze architectuur: je zou met deze op het eerste gezicht saaie huizen een wijk, twee wijken – een hele stad kunnen volbouwen, zonder dat het gaat vervelen. Het is de paradox van de alledaagse architectuur:  juist door de saaiheid van het architectonische object niet te bestrijden – de natuurlijke reflex van veel architecten – ontstaat de vrijheid om te variëren.

De aanleiding voor variaties vindt Biq in de omgeving. Het plan is nagenoeg symmetrisch opgebouwd – gespiegeld in de Groenlostraat, de middenas. Omdat niet alle oude huizen zijn gesloopt, zijn nieuwe en samengestelde bouwblokken ontstaan, korte en lange huizenrijen waarin brede en smalle kapwoningen ritmisch worden afgewisseld met een torenvariant. Richting het park in het noorden  laten de architecten de straten iets wijken en hebben ze hoekwoningen met erkers gemaakt. De entrees naar de parkeerhoven worden gemarkeerd door lage muren en poorten, geflankeerd door bredere torenwoningen.

Materialen en detaillering

De hoven zijn een gevolg van de hoge parkeernorm voor nieuwbouwwoningen. De architecten hebben de auto´s van de bewoners uit het straatbeeld gehaald door ze binnen de bouwblokken te stallen, daarbij ruimte latend voor een tuin bij elke woning. Door de introductie van de parkeerhof zal men dikwijls achterom binnenkomen. Om deze binnenkomst een zekere waardigheid te geven, hebben de architecten de tuindeuren en schuren, inclusief nissen voor de afvalcontainers, mee-ontworpen. Het metselwerk is hier doorgezet, waardoor de stegen en parkeerplaatsen – ruimten die vaak een onbestemd gebied vormen – soliditeit uitstralen.

Bij de keuze voor materialen en detaillering hebben de ontwerpers gezocht naar een analogie met de bestaande architectuur. Decoratief metselwerk en lijsten met krullen zoals bij de oude huizen, daar wagen ze zich niet aan; dat krijg je nooit meer zo mooi als honderd jaar geleden, en het wordt makkelijk wegbezuinigd. Met de ‘siersteen’ die Biq in de gevels verwerkte zal dat niet gebeuren; wie goed kijkt, ziet dat het terracottakleurige betonelement de verplichte noodoverloop voor het platte dak is. Dat detail – banaal en bijzonder ineen – vat de ambiguïteit van Drents Dorp goed samen. De repetitie van rijtjeshuizen is zo normaal dat Van der Heijden zich afvraagt of je het architectuur zou moeten noemen. Maar het resultaat is helemaal niet gewoon – daarvoor zijn de kozijnen te fraai geproportioneerd, de ventilatieroosters te zorgvuldig weggewerkt,  het warmoranje metselwerk te vakkundig gevoegd – is het, kortom, te goed ontworpen, gebouwd en afgewerkt. Zeker voor sociale woningbouw is dat, helaas, nog altijd bijzonder. In de wetenschap dat, de crisis ten spijt, alleen al in de regio Tilburg tot 2022 ruim 17.000 nieuwe woningen nodig zijn – met name betaalbare huur- en koophuizen – zou het mooi zijn als een project als dit in de toekomst daadwerkelijk ‘gewoon’ is.

Projectgegevens:
Opdrachtgever: Woonbedrijf SWS-Hhvl, Eindhoven
Architect: Biq stadsontwerp, Rotterdam
Constructeur: Van de Laar, Eindhoven
Installatietechnisch adviseur: Skippon, Drunen
Programma: 140 sociale huurwoningen
Realisatie: 2011-2014

Tekst: Kirsten Hannema
Fotografie: Stefan Müller

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags: ,

Schrijf een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.