Een als tijdelijk bedoeld paviljoen van Rietveld is voor de derde keer herrezen, nu als permanent bouwwerk. Om die langere levensduur mogelijk te maken, zijn grotendeels nieuwe materialen en detailleringen gebruikt. Het oorspronkelijke beeld blijft daarbij bijna compleet gehandhaafd.
Gerrit Rietveld ontwierp in 1955 een tijdelijk paviljoen voor de Derde Internationale Beeldententoonstelling in Park Sonsbeek in Arnhem. Na afloop werd het volgens plan afgebroken. Tien jaar later is het paviljoen als eerbetoon aan Rietveld in het beeldenpark van het Kröller-Müller Museum herbouwd, grotendeels als exacte replica van het als tijdelijk bedoelde gebouw. Met als gevolg dat het 40 jaar later echt aan het eind van zijn levensduur was.
Reparaties mochten niet meer baten. Onderzoeken wezen uit dat ook renovatie alleen maar zinvol zou zijn als er diverse verbeteringen werden doorgevoerd. Daarom besloot opdrachtgever Rijksgebouwendienst uiteindelijk tot een complete herbouw.
Uitgangspunt was in eerste instantie hergebruik van zo veel mogelijk materialen, maar uiteindelijk zijn alleen de staalconstructie en een deel van de houten dakbalken hergebruikt. Alle andere materialen zijn nieuw. Zoals ook bijna alle detailleringen nieuw zijn. Maar door innovatieve oplossingen is dat niet te zien.
Het uiterlijk van het paviljoen is nauwelijks te onderscheiden van het oorspronkelijke paviljoen. ‘Dat was niet alleen een eis van de Rijksgebouwendienst, maar ik zou het zelf ook beslist niet anders willen’, aldus architect Bertus Mulder.