Japan
De architectuur die zij willen maken is ingetogen met een terughoudende
vormentaal maar rijk materiaalgebruik. Ogenschijnlijke toevalligheden
als lichtinval of reflectie zijn zorgvuldig geregisseerd. Met subtiele
ingrepen als een gekleurde wand, semi-transparante doorkijkjes of
een welgeplaatste spiegel worden esthetische ruimtes gecreëerd die
ondanks hun eenvoud toch verwonderen. Het zijn sensitieve, intelligente
ontwerpen die tijd en aandacht vragen en daarmee dwars ingaan tegen
de dominante tijdsgeest van de zakelijke baksteen, populistische retro-
elementen en vloeiende computergestuurde lijnen.
‘Ik voel al twintig jaar geen verwantschap met de Nederlandse
architectuur. Noch met de iconische ‘Superdutch’, noch met de
baksteenarchitectuur van nu’, aldus Hartemink die na haar studie in
Japan werkte als onderzoeker en architect bij Kengo Kuma. Partner
Ouburg werkte als architect bij Toyo Ito en Xaveer de Geyter. Ook
Hilgendorf, opgeleid in Duitsland, is niet gekneed in de Nederlandse
architectuurtraditie. Wel zichtbaar aanwezig zijn de stilistische
overeenkomsten met hun vroegere werkgevers Kengo Kuma, Toyo Ito
en ook Wiel Arets. ‘Geen wow, maar aha’, is de kernachtige omschrijving
van Hilgendorf. Oftewel: ‘Veel licht, schoonheid en flexibiliteit. Een ruimte
moet als vanzelfsprekend aanvoelen.’
Chaos en contrasten
Dit zelfinzicht blijkt ook uit enkele thema’s die ze onderscheiden in hun
werk. Deze analyse wordt bovendien verwoord in doordachte en toch
begrijpelijke zinnen, zonder dubbelzinnige tegeltjeswijsheden of met
jargon doorspekte architectuurkritiek. Het zijn heldere formuleringen
waarin een visie op het vak wordt uiteengezet, gebaseerd op die
jarenlange ervaring. Niet helemaal verrassend is ‘aandacht voor
context’. Hartemink: ‘Hoe is de omgeving gedefinieerd en welke
aanknopingspunten biedt dat ons?’ Daarnaast hanteert het architectentrio
‘een strikte ordening van volumes en ruimtes’. Dat is vaak terug te zien
in grids en strakke patronen en spaarzaam kleurgebruik voortkomend uit
het gekozen materiaal.
Is deze structuur gerealiseerd, dan wordt juist gezocht naar ‘chaos en
contrasten’. Een plattegrond met een strak vierkant grid wordt voorzien
van een cirkel; een gebouw dat in de natuur staat krijgt een harde lijn.
Het interieur van het Institute for Advanced Study van de Universiteit
van Amsterdam zit vol met deze contrasten. Een strakke parketvloer
met daarboven de kale houten plafondconstructie van het monumentale
pand. Of een systeemplafond dat is gestript tot het kale grid, waarin
vervolgens één vlak is gevuld met een lichtelement.
Het vierde grondbeginsel is een ‘verbinding tussen binnen en buiten’.
Ouburg: ‘Een geleidelijke overgang, het moment dat je ervaart dat je
ergens ‘binnen’ bent, dat definieert een ruimte.’ Door vloeren van glas te
maken of een plafond van spiegels speelt HOH Architecten met die grens
tussen binnen en buiten. De IJhal van het Centraal Station, weliswaar
ontworpen door Hartemink voor het bureau van Wiel Arets, heeft een
plafond van grote ronde spiegels, wat niet alleen licht brengt in de
benauwde tunnel maar de lage passage ook optisch verhoogt.
3 en 4. Vice Versa, expositie in Borzo Gallery Amsterdam 2018. Ruimtelijke
interventie met zwarte lijnen, die de gelaagde geschiedenis van het pand
zichtbaar maakt. Vice Versa slaat op de wederkerige relatie tussen verleden
en toekomst – een proces van bouwen en verbouwen, met verandering
als belangrijkste constante – en tussen kunst en architectuur. 5. Freyke
Hartemink, Jarrik Ouburg en Carsten Hilgendorf richtten in 2017 HOH op.
53
45 ArchitectuurNL
4
42-43-44-45-46-47_platform.indd 45 21-01-19 14:45