ArchitectuurNL 02 2017 – pag. 37

ArchitectuurNL 02 2017 – pag. 37

Door: | 29-04-2021

als WE hEt
‘kijkgroEn’
vErvangEn door
EcologischE
landschappEn,
dan makEn WE
van bEnauWEndE
WoonWijkEn EEn
lEEfbarE stad
zichzelf ontstaan is. Door de natuur zijn gang te laten gaan, veranderden
de organische lagen in zwarte, vruchtbare grond waarop gewassen het
uitstekend doen. Op de plek waar eerst auto’s stonden, oogsten we nu
fruit, bessen, artisjokken, rabarber, aromatische kruiden en bloemen.

Wat is de toegevoegde waarde van zo’n voedselbos?
Op de eerste plaats produceert de DemoTuinNoord zo’n tien maanden
per jaar hoogwaardig, eiwitrijk en dus gezond voedsel. Als gezegd is
het een water- en koolstofopslag en biedt de plek onderdak aan een
educatief centrum. Wat we er vooral wilden laten zien, was hoe je met
relatief eenvoudige ingrepen en middelen en ter plekke voorhanden
materialen een voedselbos kunt aanleggen op elke willekeurige plek
in de stad. Daarnaast is het een habitat met voor de stad een prachtig
gevarieerde biodiversiteit. In de loop van de tijd begonnen er steeds
meer verschillende planten te groeien die op hun beurt allerlei vogels
en insecten aanlokken. Een kale parkeerplaats veranderde in een paar
jaar tijd in een prettig verblijfsgebied met parkachtige kwaliteiten. De
omringende bewoners komen er graag. Het voedsel dat vrijwilligers er
verbouwen mogen ze voor eigen gebruik oogsten. We doen niet aan
verkoop.

Maar niet overal zijn er lege parkeerplaatsen.
Dat hoeft ook niet. Je kunt een hoogwaardig ecosysteem overal
aanleggen waar je niet per se eenvormige perkjes of kale trapveldjes
wilt hebben. En 1.500 vierkante meter is al helemaal geen
voorwaarde. Sterker nog, het kan zelfs in een groenstrook die maar
40 centimeter breed is. Dat is het probleem dus niet. Wat nodig is,
is een gemeentebestuur dat aan voedselbossen wil meewerken en
buurtbewoners die er een succes van willen maken.

En daar loopt het spaak?
Je bent beslist afhankelijk van enthousiaste vrijwilligers. Als we onze
plannen voor een voedselbos aan de buurt presenteren, zijn de
bewoners aanvankelijk erg enthousiast en willen ze graag meedoen.
Als de schop in de grond moet, dan heb je handen genoeg. Op de
langere termijn blijkt het lastig bewoners blijvend bij het onderhoud
van de voedselplekken te betrekken. En dat snap ik best. Onderhoud

vraagt veel kennis en ik merk dat mensen afhaken op het moment dat
het besef doordringt dat ze het beheer van het groen voor hun rekening
moeten nemen. Het is ook een oneerlijke opdracht: de openbare ruimte
duurzaam beheren, is geen taak van goedwillende bewoners.

Want?
Dergelijke ecologische stadlandschappen zouden door de overheid
behandeld en gezien moeten worden als infrastructuur. Want zo moet je
in mijn optiek kijken naar groene zones die aansluiten op de bestaande
ecologische hoofdstructuur. Daar komt bij dat de landschappen die
wij aanleggen niet per definitie ingewikkeld zijn. Toch is voor goed
onderhoud behoorlijk wat kennis en tijd nodig. Vergelijk het maar met
fietspaden, trottoirs, wegen, bruggen en viaducten. Die infrastructurele
componenten spelen een cruciale rol in de leefbaarheid van de stad en
die laat je ook niet door buurtbewoners onderhouden. Ecosystemen en
voedselplekken spelen een vergelijkbare rol als het om de leefbaarheid
van de wijken in de stad gaat. Het onderhoud ervan moet je dus ook
niet afschuiven op buurtbewoners. Betrokkenheid bij het groen door
buurtparticipatie is prima, maar zonder nauwe betrokkenheid van de
overheid blijft het een moeizaam verhaal.

Waarom wil een kunstenaar pionier in stadslandbouw
worden?
Ik wil leven in een stad die door zijn opzet een positieve bijdrage levert
aan de oplossing van de klimaatproblematiek in plaats van er de mede
veroorzaker van te zijn. Niet voor niets ben ik utopist. Een van de
slagzinnen van Urbaniahoeve is ‘realistisch utopisme zonder knipoog.’ En
dat wil ik bewerkstelligen.

Ik ben nog niet overtuigd.
Stel je voor dat we op elke plek die zich daarvoor leent het bestaande
‘kijkgroen’ vervangen door ecologische landschappen die wortelen
in een levende, robuuste ondergrond dan kunnen we het verschil
maken tussen een leefbare stad of een samenraapsel van benauwende
woonwijken waar mensen zich niet echt thuis voelen. Stel dat we
daarvoor kiezen, dus voor structureel voedsel verbouwen en nieuwe
natuur in de woonwijken creëren, dan zal dat een positieve impact
hebben op de inrichting van de stad.
Een uitgewogen groene infrastructuur kan nogal wat op gang brengen.
Groen betekent meer zuurstof en minder fijnstof. Groen verandert
de akoestiek in de wijken. De geur die tussen de huizen hangt wordt
aangenamer, de kleur van het daglicht mooier, de luchtvochtigheid komt
in balans. Door de opgaande beplanting zijn de zomeravonden een stuk
koeler en waait de wind minder hard. Ook hoor je meer vogels zingen en
insecten zoemen terwijl de verbeterde ondergrond de wateroverlast bij
stortbuien vermindert en tegelijkertijd voldoende vocht vasthoudt om de
beplanting van voedsel te voorzien. Gevolg hiervan is dat de bewoners
zich prettiger gaan voelen in hun wijk.

Tot slot. Wie wil je dat ik ga interviewen en waarover
moet ons gesprek gaan?
Ik stuur je naar Caroline Nevejan. Zij is net aangesteld als Chief Science
Officer van de gemeente Amsterdam en als bijzonder hoogleraar in de
context van urbanism bij de UvA. Waar ik benieuwd naar ben, is wat Nevejan
in Amsterdam en aan de UvA teweeg wil brengen. En als je haar dan toch
spreekt, vraag dan naar haar visie op vertrouwen in netwerk communities.

37 ArchitectuurNL

34-35-36-37_interviewdebra.indd 37 27-03-17 12:24

Gerelateerd