ArchitectuurNL 03 2018 – pag. 34

ArchitectuurNL 03 2018 – pag. 34

Door: | 29-04-2021

5 en 6. De Rabobank. 7. Links het Stadhuis en
rechts de Rabobank. 8-10 en 12. Hooisteeg.
11. Rabobank.

11

ontdekte hij dat het niet zozeer de uitvoering was die hem trok, maar juist het ontwerpen. ‘Als ik
ergens mee bezig was dacht ik steeds vaker: dat zou ik anders hebben gedaan.’ Met licht zorg je
voor een vertaalslag, vindt hij. ‘Je moet een idee, vertalen naar een effect. Wat wil de gebruiker of
wat wil de architect?’

Zien, kijken en verwonderen
Het leidde tot een master lichtontwerp in Madrid. Wat hij nu weet? ‘Het draait bij een goed
lichtontwerp om drie dingen: zien, kijken en verwonderen.’ Zien is de basis. ‘Dan gaat het
bijvoorbeeld over de diverse normen en over veiligheid: zorgen dat werk goed uitgevoerd kan
worden en je niet over een drempel struikelt. Of je je veilig voelt op straat.’ Maar licht kan ook
schijnveiligheid veroorzaken: ‘Stel je een verlicht park voor, maar er loopt ’s avonds helemaal
niemand. Dan kan je beter de paden er buiten omheen juist goed verlichten, zodat mensen het
park mijden in de nachtelijke uren.’ Het tweede aspect is: kijken. ‘Wat heeft de architect bedoeld?
Wat moet er naar voren komen en hóe wil je gezien worden? Ben je een rooms-katholieke kerk of
een Aldi supermarkt? Werk je met subtiele spots of felle gelijkmatige verlichting? Dat doet wat met
hoe je je ergens voelt.’ Een derde kenmerk van een goed lichtplan is de verwondering, vindt Van
der Cruijsen. ‘Bij een goed lichtplan moet je twee keer kijken. Bijvoorbeeld omdat je niet ziet waar
het licht vandaan komt. Of wat dat lijntje betekent, bij dat gebouw. De verwondering zorgt voor de
herinnering: dat is de extra laag die je als ontwerper toevoegt.’ Een goed voorbeeld vindt hij de
luifel op de bovenste verdieping van het Okura-hotel in Amsterdam: ‘De kleur verandert, afhankelijk
van de weersvoorspelling.’

Dynamische verlichting
Bij de verlichting van de toren van het gemeentehuis heeft hij ook een vorm van dynamische
verlichting toegepast die is gebaseerd op de natuur. ‘Vanaf de snelweg zie je steeds wat anders,
want de verlichting gaat mee met de kant waar de wind vandaan komt en varieert in kleur,
afhankelijk van de temperatuur en de luchtvochtigheid. Dus zullen passanten misschien denken:
héé, is ‘ie stuk? Of zich verbazen als het licht op een andere wand schijnt. Dat zorgt dat je steeds
weer kijkt, omdat je niet weet wat je gaat zien.’ In de toekomst wordt de verlichting uitgebreid,
hoopt Van der Cruijsen. ‘Ik zou graag zien dat het gebouw ook licht uitstraalt, dat ervaar je weer
sterker dan bij het aanlichten zoals nu gebeurt. Of dat het af en toe kan knipperen, dat die toren
als het ware gaat bruisen.’ Zo is de toren van het stadskantoor een visitekaartje voor de gemeente,
verwacht hij. ‘Het mag van mij nog wel wat meer knallen, we moeten onderzoeken of we dat in
een tweede fase kunnen realiseren. Natuurlijk is licht een kostenpost. Maar het levert veel op:
aandacht.’

Identiteit versterken
Hij constateert dat lichtroutes, zoals Trajectum Lumen in Utrecht, het Amsterdam Lightfestival en
Glow Eindhoven veel publiek trekken. Wet Blue is natuurlijk van een andere orde qua omvang

5

7

6

‘maar dit is permanent en vertelt het verhaal
van de lokale leer- en schoenenindustrie.
Nu komen er géén mensen naar Waalwijk.
Het versterkt de identiteit van de gemeente
en je moet het natuurlijk verder uitbouwen,
nieuwe locaties aanpakken en een eigen
ontwerp geven op basis van de micro-identiteit
van een plek. Daar zijn de Rabobank, het
citymanagement en de gemeente al druk mee
bezig en uiteindelijk versterkt alles elkaar.’

34

32-33-34-35_licht.indd 34 11-06-18 12:29

Gerelateerd