Voor de inrichting van de alternatieve kunstbeurs Unfair in 2018 heeft
architect Tomas Dirrix (1988) zich laten inspireren door de oervorm van
een beurs: een tentenkamp. ‘De allereerste beurzen waren tijdelijke
nederzettingen van doeken en stokken met in het midden een plein
waar werd gehandeld. In de tenten, de nissen en de gangpaden werd
gekookt, geslapen en gefeest.’ De rechthoekige plattegrond van Unfair
is door Dirrix gevuld met drie langgerekte kronkelende gangpaden van
houtplaten met vouwen, plooien en hoekjes, net als tenten eigenlijk. De
beursvloer oogt als een labyrint. In de witte wanden – ‘het is tenslotte
ook een tijdelijk museum’ – zitten gaten die onverwachte doorkijkjes
bieden. ‘Soms loop je door een nauwe gang, soms sta je met andere
bezoekers op een open plek en zie je meerdere kunstwerken tegelijk.
Een kunstbeurs is immers ook een plek om je te laten verrassen. En om
andere mensen te bekijken.’
Bouwen als kunst
Het portfolio van Dirrix (TU Delft, 2014) bestaat hoofdzakelijk uit dit
soort autonome ontwerpen met een intensieve ruimtelijke ervaring.
‘Architectuur is voor mij een culturele discipline. Het is niet voor niets ook
bouwkunst. Bouwen als kunst.’ Oftewel: ‘Hoe transformeer je materiaal
tot een ruimtelijke structuur die de verbeelding prikkelt.’ Dat scheppende
proces is voor Dirrix het wezen van architectuur. ‘Ik wil daarbij zo
veel mogelijk bereiken met zo min mogelijk ingrepen. Ik woeker met
materialen en gestalte.’
Momenteel werkt Dirrix aan een paviljoen voor het Vlaamse kunstfestival
Horst op een voormalig fabrieksterrein nabij Brussel, een uitnodiging die
elk jaar naar een jonge architect gaat. ‘Het ontwerp transformeert een
vierkante put, reeds aanwezig op het perceel, in een verdiepte arena
waarin het publiek een concert of voorstelling kan bijwonen. Erboven
wordt een enorme platte ballon opgehouden door gesnoeide bomen en
stammen. Dirrix zet een maquette op de werktafel in zijn Rotterdamse
studio en blaast met een flexibele pvc-buis lucht in een plastic zak,
die aan rechtopstaande stokjes is geknoopt. Het is nogal levendige
visualisatie, maar essentieel voor Dirrix. ‘Het helpt mij grip te krijgen op
een structuur die ik nog nooit eerder heb gebouwd, met een techniek en
materialen die ik ook nog nooit eerder heb gebruikt.’ Hurkend met zijn
oog op tafelhoogte: ‘Kijk, zo zweeft het paviljoen laag boven de grond als
je komt aanlopen.’
Tegenpolen
Voor zijn afstuderen verdiepte Dirrix zich in de Romantiek, de
kunststroming uit de eerste helft van de 19e eeuw. ‘Net zoals dit een
reactie was op het dwingende gedachtegoed van de Verlichting, ben ik
op zoek naar een architectuur van persoonlijke ervaring en verbeelding in
een tijd waarin de bouwwereld steeds onpersoonlijker en systematischer
wordt.’ Kenmerkend voor de Romantiek is het verenigen van tegenpolen:
Het gevoel versus de ratio. De mens versus de natuur. De eenzaamheid
van het individu versus de massaliteit van de mensheid. Exact wat Dirrix
ook nastreeft met zijn architectuur. ‘Ik zet fragiliteit tegenover bruutheid.
Beslotenheid naast de open ruimte.’ De tegenstelling die Dirrix zoekt,
kan zich ook uiten in de materiële afwerking. ‘Bij bistro Inside Out op
het dak van het Schieblok in Rotterdam heb ik in een bestaande muur
gaten geslagen als raam. Om deze ingreep te dramatiseren, heb ik de
ruwe steen in het zicht gelaten. Aan de buitenkant zitten juist strakke
raamkozijnen over de grillige gaten. Hierdoor ontstaat een spanning
tussen het oude en het nieuwe. Tussen binnen en buiten ook.’
Materialiteit speelt een dominante rol in de architectuur van Dirrix.
Voor een prijsvraag voor een wooncomplex in een bosrijke rand van
52ArchitectuurNL
1 2
50-51-52-53-54-55_platformdirrix.indd 52 09-08-19 12:29