Welke inzichten heeft jouw beeldonderzoek naar de
leefomgeving van ouderen opgeleverd?
Dat het niet over stijl gaat of over huiselijkheid als sausje erover, maar
dat gebruiksgemak en een gevoel dat je ergens bij krijgt ten grondslag
ligt aan een prettige leefomgeving. Zo is het bijvoorbeeld lastig om naar
buiten te gaan als de stoeptegels scheef liggen. Maar ook simpele dingen
als te hoge drempels of bewegwijzering die niet te lezen is, bepalen of
ouderen hun leefomgeving als prettig of onprettig ervaren. Door een
aangepaste omgeving kunnen mensen langer autonoom blijven en
zelfstandig dingen ondernemen. En precies daar ligt de belangrijkste taak
voor ontwerpers. Zij kunnen al hun creativiteit inzetten om de behoeftes
van ouder wordende mensen te vertalen naar de gebouwde omgeving.
Wordt de ouder wordende mens jouw specialisatie?
Ik zal me daarmee bezig blijven houden, maar ik wil me breder
oriënteren. De achterliggende methodiek wil ik ook op andere terreinen
gaan toepassen. Wat die methodiek is? Voor mijn beeldonderzoek heb
ik de leefomgeving van oudere mensen in verzorg- en verpleeghuizen
minutieus in kaart gebracht; van de parkeerplaats voor het huis, tot
aan de badkamer, het uitzicht en de planten. Je kunt het een grondige
objectieve observatie noemen. Die observatie is geanalyseerd en
geplaatst in een bepaald toekomstperspectief. Als je de huidige situatie
en het idee over de toekomst over elkaar heen legt, ontdek je de
verschillen, de aspecten die om verandering vragen en de aanpassingen
die je moet maken om aan de toekomstige situatie te voldoen. Voor
zover ik weet, is de leefomgeving van ouderen niet eerder zo nauwgezet
in kaart gebracht. Jammer genoeg heb ik er nog niet veel concrete
ontwerpopdrachten aan overgehouden.
Dat lijkt me geen ramp voor iemand die zichzelf meer
denker dan maker noemt.
Toch zou ik graag betrokken willen worden bij ontwerpopdrachten.
Bijvoorbeeld om het denkkader te bewaken of als adviseur. Ik zou
de resultaten van het beeldonderzoek willen vertalen naar richtlijnen
waaraan een goed ontwerp zou moeten voldoen, zowel in functie als
in gebruiksgemak en uitstraling. De uitgangspunten voor het ontwerp
formuleren. Ik wil de handleiding zijn die geraadpleegd kan worden.
Je bent vrij breed georiënteerd, een bewuste keuze?
Een bewuste keuze is het niet, maar het bevalt me goed. Het is een
gevolg van het feit dat mijn manier van denken en benaderen nou
eenmaal toepasbaar is op meerdere gebieden. Van elk gebied neem ik
wat mee en dat komt altijd weer van pas. Het houdt me scherp en fris en
voorkomt dat ik een soort multi-inzetbare methodes ontwikkel. Juist door
de breedte moet ik me steeds opnieuw in een opdracht verdiepen en
over de juiste aanpak nadenken.
Hoe kan iemand met een designachtergrond een
bedrijfsstrategie ontwikkelen?
Ik ben in Eindhoven afgestudeerd met foto’s en textiel. Twee totaal
verschillende dingen, maar voor mij heel logisch omdat er eenzelfde
benadering en denkwijze aan te pas komen. Voordat ik naar de Design
Academy ging, heb ik sociale wetenschappen gestudeerd, maar die
studie heb ik niet afgemaakt. Toch heeft die sociale achtergrond m’n
werk altijd beïnvloed. Ik heb er een onderzoekende en analytische,
kritische houding door ontwikkeld. Gaandeweg heb ik een interesse
ontwikkeld voor hoe een mens zijn fysieke en abstracte omgeving
ervaart. Daar is empathie voor nodig. Met diezelfde bagage bekijk ik
bedrijven. Als objectieve buitenstaander kan ik juist een heel ander
licht op de materie te laten schijnen. Mijn ervaring is dat als een bedrijf
iemand zoals mij vraagt om naar de bedrijfsprocessen te kijken, de
organisatie al openstaat voor verandering of een experiment. Er komt
altijd een zekere mate van angst bij kijken omdat de uitkomst onzeker is.
Veranderen en de weg daar naar toe is geen lineair proces. Wat ik doe
om de organisatie niet al te zenuwachtig te maken, is elke stap in beeld
brengen. Zo kan ik laten zien wat er al gedaan is, waar de knelpunten
zitten en waarom we welke weg moeten inslaan. Ik hou ervan als dingen
kloppen, maar de weg ernaar toe hoeft niet van te voren bepaald te zijn.
Als je durft om open en creatief naar iets te kijken, is de kans groter dat
er een verrassende oplossing uitkomt. Deze werkwijze past ook bij mijn
motto: Observe (re)Think + Create. Ik begin met observeren dan volgt het
overdenken en pas daarna ga ik concreet aan de slag.
Hoe raakte je verzeild bij zoiets vergankelijks als
modeshows van Prada?
Ik kreeg na mijn afstuderen een baan bij AMO, onderdeel van OMA.
AMO is een onderzoeks- en ontwerpstudio die architecturaal denken wil
loslaten op domeinen buiten de architectuur. Ik kon er aan de slag op
basis van mijn portfolio. Hoewel ik afkwam op het onderzoeksgedeelte,
boden ze mij aan om te werken aan de modeshows van Prada. Dat
leek me ook wel wat. Het is natuurlijk iets heel anders dan waar ik me
nu mee bezighoud. Modeshows zijn per definitie vluchtig en bestemd
voor een selectief gezelschap. Het is fashionweekend, het publiek zit
er een kwartier en rent dan weer naar buiten. Dat is inderdaad vluchtig.
Heel iets anders dan de bijdrage die ik wil leveren aan de discussie over
hoe vormgeving en architectuur kunnen bijdragen aan de leefkwaliteit
van ouder wordende mensen. Toch heb ik er met heel veel plezier aan
gewerkt. Voor mij zat de uitdaging in de benadering van de shows. OMA
doet ze al 15 jaar. In de archieven ontdekte ik dat de shows steeds in
dezelfde rechthoekige ruimtes met een rij kolommen plaatsvindt. Wat me
opviel, was dat er altijd iets ín de ruimtes gebouwd werd. Al 15 jaar zagen
de bezoekers dus dezelfde ruimte. Ik wilde de perceptie van die ruimte
anders maken. Door vanuit de muren elkaar overlappende diagonale
vlakken te laten komen, werd de vorm van de ruimte totaal anders en
kregen de kolommen een andere positie ten opzichte van de muur. Dit
had ook consequenties voor de route die de modellen moesten lopen.
Niet de gebruikelijke rechte lijn heen en weer, maar ze kwamen van
boven en moesten de nieuwe vorm van de ruimte volgen. De weg werd
aangegeven door het licht uit een bijna 100 meter lange lichtbak die in de
ruimte zweefde. Toen gold ook al mijn motto van observeren, perspectief
en visie ontwikkelen en dan handelen.
Tot slot. Wie van de oudere generatie wil je dat ik ga
interviewen en waarover moet ons gesprek gaan?
Otto Trienekens, oprichter van de Veldacademie in Rotterdam, een
onderzoekswerkplaats en een kennisplatform voor wijkontwikkeling. Zij
combineren kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken en betrekken
daar stedelingen bij. Het perspectief van de gebruiker is belangrijk. Jullie
gesprek moet gaan over de verhouding tussen de probleemeigenaren
en de gebruikers en het belang van de schakel daartussen – de
onderzoeker/ontwerper – om tot een goed ontwerp te komen.
35 ArchitectuurNL
32-33-34-35_interview.indd 35 10-10-16 13:35