ArchitectuurNL 05 2018 – pag. 30

ArchitectuurNL 05 2018 – pag. 30

Door: | 29-04-2021

Kunstenaar/vormgever Frank Havermans werkt in het veld van
architectuur en openbare ruimte. Hij ontwerpt en produceert
architectonische installaties met en zonder gebruiksfuncties. Havermans
studeerde architectonische vormgeving aan de Akademie voor Kunst
en Vormgeving Sint Joost in Breda en koos er bewust voor om daarna
geen architectenopleiding te gaan volgen. Toch wist hij dat architectuur
zijn vakgebied zou gaan worden. De studie bracht hem tot het inzicht
dat je als ontwerper maar beter kunt kiezen voor een zo groot mogelijke
ontwerpvrijheid binnen je vakgebied. Dat is belangrijk voor hem omdat
uitdrukkingsvrijheid bepalend is voor wie je bent als kunstenaar.
Van jongs af aan wilde hij zich niet laten vangen in een systeem of
bureaucultuur, maar zelf dingen ontwikkelen. Daarom begon hij zijn
loopbaan als solist.

Wat was je eerste opdracht?
Een kleine verbouwing voor een particuliere opdrachtgever in Eindhoven.
Het ging die opdrachtgevers niet zozeer om meer, maar om betere en
lichtere ruimte aan de achterkant van hun woning. De man was filosoof
en nadenken ging volgens hem beter in een hogere ruimte. Ik heb
toen zelf een stuk uit de muur van de keukenaanbouw gezaagd en een
soort doosje gemaakt en dat aan de achterkant van het huis gehangen.
Er zit een bank in het doosje en achter je heb je dan een hoge ruimte
die mentaal bevrijdend werkt. Het programma was vrij eenvoudig en
het bleek, dat je met relatief weinig middelen toch kwaliteit aan het
bestaande kunt toevoegen. Wat die aanbouw een echte Havermans
maakt? De symbiose van twee totaal verschillende werelden die toch een
eenheid vormen. Dat gebeurt met het meeste van mijn werk. Door iets
vervreemdends aan het bestaande toe te voegen, benadruk en bevraag
ik de historische context en geef ik het nieuwe object tegelijkertijd de
ruimte om zichzelf te zijn. Dat is dubbele winst (p. 33 foto 6).

Wat is jouw handschrift?
Ik heb een eigen stijl ontwikkeld, maar hoe dat in de praktijk ging,
kan ik niet eens goed uitleggen. Kennelijk zitten er bepaalde
ontwerpopvattingen in m’n genen die op een gegeven moment tot
uitdrukking kwamen. Als ik terugkijk, dan zie ik dat ik vanaf het eerste
doosje in Eindhoven een lijn heb ingezet die ik trouw bleef volgen en
doorontwikkelen. Verder heb ik vanaf m’n eerste stappen er bewust
voor gekozen autonoom in mijn ontwerpproces te staan. Alleen zo kan
ik precies doen wat ik wil. Bij een architectenbureau zou dat nooit gelukt
zijn. Daar bewandel je het ontwerpproces in teamverband en krijg je
hoe dan ook een soort hybride ontwerpresultaten. Dat is niks voor mij.
Daarom werk ik als ontwerper het liefst alleen.

Kan je een voorbeeld geven van jouw werkwijze?
Voor het Glaspaleis van Peutz in Heerlen werd aan mij gevraagd iets met
het gebouw te doen. Het was een volkomen vrije opdracht. Ik wil met
mijn ontwerpen een duidelijke uitspraak doen in relatie tot de omgeving
waarvoor ik iets maak. Ik ben rond het gebouw gaan lopen en toen viel
mijn oog op een groot leeg gevelvlak aan de kant van het plein. Het
monument heeft na ruim 80 jaar zijn plek in de geschiedenis van de stad
verworven. En dan ben ik benieuwd naar hoe ik daar een nieuwe laag op
kan aanbrengen; zowel op het gebouw als op de stad. Wat ik bedacht,
is een installatie die aan dat lege gevelvlak hangt. Ik heb nadrukkelijk
gekozen voor een link met het mijnbouwverleden van de stad omdat na
de sluiting van de mijnen in pakweg 15 jaar alles, wat met die industrie te

maken had, verdwenen is. Zelfs de heuvels van mijnafval zijn afgegraven.
Dat heeft enorme trauma’s veroorzaakt in de stad. De installatie is
gebaseerd op een bepaalde liftschacht die boven de mijnschacht stond.
Het tast het gebouw in zekere zin aan. Is een soort provocatie, maar daar
ben ik niet bang voor. Tegelijkertijd is de installatie constructief a¹ankelijk
van het gebouw waar het aan hangt en gebruikt het een plek die normaal
gesproken onbenut blijft. Dat vind ik een interessant gegeven (p. 33 foto 7).

En de inwoners van Heerlen snapten jouw gebaar?
Er is wel wat commentaar gegeven, maar over het algemeen is de
beeldtaal van de installatie goed ontvangen. Ook door mensen die
weinig a¶niteit met beeldende kunst hebben. En dat is wat ik wil. Met
kleine, tijdelijke interventies op onverwachte plekken locatiegebonden
installaties maken zonder te veel te historiseren. Voor een ander plein in
een andere stad had ik iets heel anders bedacht. Die vrije manier van met
architectuur omgaan, dat is wat ik wil. Mijn architectonische installaties
interveniëren in de bestaande ruimte en voegen er een laag aan toe. Ze
moeten door hun aanwezigheid en functie de ruimte spannender maken.

Je werkt vaak zonder constructeurs of aannemers.
Hoe zorg je ervoor dat jouw installaties overeind
blijven?
Doordat ik niet als architect ben opgeleid, maar toch architectuur wil
maken, wist ik dat ik zelf de dingen moest bouwen om überhaupt een
kans te krijgen iets neer te zetten. Bovendien kom ik uit een familie
van aannemers. Ik kreeg bouwen en timmeren dus met de paplepel
ingegoten en weet het nodige van bouwen en bouwmaterialen. Maar
ik wilde dat zel¯ouwen ook omdat er in het bouwproces tussen de
ontwerper en het eindproduct veel tussenlagen zitten. In de beeldende
kunst is het doodnormaal dat je je eigen gedachten vormgeeft. Ik wilde
dat principe introduceren in de architectuur en dat gaat beslist niet als
je het ontwerp door een aannemer laat uitvoeren. Dan wordt het een
heel ander ding omdat aannemers en constructeurs direct beginnen met
praktische bezwaren opwerpen. Ik hou het bouwproces dan ook veel
liever zelf in de hand. Maar de laatste jaren besteed ik toch meer uit. De
projecten worden groter. Doordat ik zelf veel bouwde, weet ik hoe je
dit soort processen moet aansturen om toch het beoogde resultaat te
krijgen.

Wat doen al die modellen in het atelier?
Ik begin direct mijn ideeën in de derde dimensie te schetsen waarbij ik
me in eerste instantie laat leiden door mijn intuïtie. Zo onderzoek ik wat
ruimtelijk interessant is voor een locatie. Zonder schaal en functies en
zonder een programma van eisen. Een heel ander ontwerpproces dan in
de architectuur gebruikelijk is. Daar is het programma van eisen leidend
en daar ga je mee aan de slag. Een oplossende manier van denken. In
het proces maak ik tussen de tien en twintig modellen. Naar het eind
toe voeg ik steeds meer schaal en functie toe. Dat doe ik heel precies.
De uiteindelijke maquette van de installatie is qua maatvoering zo goed
gedetailleerd dat ik hem in de werkplaats een op een kan namaken.

Waar lig je wakker van als het om architectuur gaat?
Alles wat Nederlandse architecten maken is prima gereguleerd en
meestal mooi ontworpen, maar toch zijn veel steden en woonwijken
ook saai. In steden als Hong Kong of Chongqing is bijna alles lelijk maar
toch zijn het interessante steden. Veel dynamischer althans dan alle

30ArchitectuurNL

28-29-30-31-32-33_interview.indd 30 16-10-18 08:20

Gerelateerd