ArchitectuurNL 06 2017 – pag. 30

ArchitectuurNL 06 2017 – pag. 30

Door: | 29-04-2021

Wat is er vandaag de dag aan de hand in architectuur?
Veel architectenbureaus zijn de laatste jaren door de economische
ontwikkelingen in een diepe crisis gedompeld en dat miste zijn effect
niet op de werkgelegenheid. Opdrachten krijgen ging niet meer vanzelf.
Om toch aan het werk te blijven, moesten architecten nieuwe wegen
vinden en daar was veel creativiteit voor nodig. In dat opzicht waren de
crisisjaren niet eens zo slecht. Nu de crisis voorbij is en opdrachtgevers
weer projecten ontwikkelen, gaat het steeds meer bureaus voor de wind.
Waar ik echter bang voor ben, is dat we alle verworvenheden van tijdens
de crisis in een rap tempo aan het verliezen zijn. Het lijkt er soms zelfs op
dat de crisis te snel voorbij gaat en we met z’n allen weer in onze oude
patronen vervallen.

Welke verworvenheden bedoel je precies?
Tijdens de crisis was er noodgedwongen tijd en ruimte voor innovatie. We
stonden stil bij vragen als hoe we circulair konden gaan ontwerpen en er
was tijd, aandacht en belangstelling voor alternatieve bouwvormen. Ook
stond er de afgelopen jaren weinig financiële druk op de bouwactiviteiten
waardoor opdrachtgevers als lokale overheden één op één gesprekken
aangingen met architecten om samen te ontdekken hoe we ondanks
geldgebrek toch projecten konden realiseren. Dat stemde hoopvol.
Architecten en andere ontwerpers konden naast hun taak als vormgever
van de gebouwde omgeving een steeds nadrukkelijker rol spelen op de
sociale en maatschappelijke kanten van het vak. Nu geld niet langer het
probleem is, de huizenprijzen in de Randstad de pan uitrijzen en de druk
op de woningmarkt toeneemt, zijn er steeds meer ontwerpopdrachten te
vergeven, maar verzwakt onze positie hand over hand.

Hoezo verzwakt de positie van de architect?
Als je ziet hoe de huisvestingsvraagstukken in steden als Amsterdam
en Rotterdam zich ontwikkelen, dan lijkt het erop dat er alleen
aandacht is voor aantallen wooneenheden en wel zo snel mogelijk.
Voor veel architecten is dit uiteraard een goede ontwikkeling. Hun
orderportefeuilles raken gevuld en bureaus kunnen in omvang groeien,
maar of het vak er door deze economische ontwikkeling interessanter
op wordt, is maar de vraag. Voor overleg – als tijdens de crisis – over
innovatieve methoden of een goede stedenbouwkundige inpassing, is
steeds minder tijd beschikbaar. Het zijn weer de grote opdrachtgevers
en ‘big money’ die de dienst uitmaken. De ruimte voor goed doordachte
ontwerpkwaliteit neemt af.

Heeft dat met hebzucht te maken?
Zo kan je het uitdrukken. Het heeft er alle schijn van dat in de
woningbouw de grote ontwikkelaars en het snelle geld weer de dienst
uitmaken.

Een voorbeeld?
Tijdens Dutch Design Week van dit jaar won Kleiburg van NL Architects
en XVW architectuur de Future Award. Qua design en aanpak een
verdiende prijs. Het is goed dat flatgebouwen uit de Bijlmer behouden
blijven, dat is in sociaal maatschappelijk opzicht een prima initiatief, maar
ik kijk er toch vreemd van op dat in een project dat zo’n belangrijke
Nederlandse designprijs wint, een piepklein appartement 650 euro
huur per maand moet opbrengen. Dat staat naar mijn idee haaks op de
sociale betrokkenheid waarvan zoveel jonge designers tijdens de DDW
blijk gaven. En begrijp me niet verkeerd. Ik bewonder het werk van

NL Architects en XVW architectuur en Kleiburg is als renovatieproject
prachtig uitgevoerd. Ook denk ik niet dat de winnende architecten
hebzuchtig zijn, maar het project laat toch de discrepantie tussen doelen
en resultaat zien

Welke discrepantie bedoel je?
Als we vertellen dat we de sociale gevolgen van onze ontwerpen
belangrijk vinden, moeten we ons bewust zijn van hoe ver onze invloed
reikt, welke hulpmiddelen we gebruiken en met welke mensen we
samenwerken. Als architect kan je blijkbaar je ziel en zaligheid in een
ontwerp leggen en tegelijkertijd sociaal en economisch gezien een
monster creëren. Wat dát betreft zou het goed zijn als architecten zich
op hun positie beraden en stilstaan bij de vraag wat het resultaat is
van hun inspanning. En dan doel ik niet alleen op de kwaliteit van het
ontwerp, maar ook op de sociale, maatschappelijke en economische
consequenties. Ik denk namelijk dat architecten ook een sociaal
maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Gaat het vandaag de dag
uitsluitend nog over geld en een mooi ontworpen gebouw of is er ook
nog tijd en ruimte voor sociale bevlogenheid? Het antwoord op die vraag
heb ik niet, maar het is wel tijd voor een fundamentele discussie over de
maatschappelijke taken en verantwoordelijkheden van architecten. Tenzij
je alleen in vorm geïnteresseerd bent natuurlijk.

Je wilt met city games voorkomen dat stedelijke
ontwikkelingen stagneren in tegengestelde belangen.
Leg uit.
Even terug in de tijd. Play the City, zo heet mijn bureau, kon het concept
van ‘city gaming’ voor het eerst testen in 2009 in Almere Haven. De
gemeente wilde daar een nieuwe woonwijk ontwikkelen en vroeg ons
een ‘inspiratie workshop’ te organiseren om ontwerp- en planningsfouten
uit het verleden te voorkomen. Destijds bepaalden planners hoe een
woonwijk eruit moest zien. Ze hadden weinig oog voor de dromen,
wensen en eisen van toekomstige bewoners. De mensen moesten het
maar doen met wat bedacht werd. Bij de ontwikkeling van de nieuwe
woonwijk wilde de gemeente het anders aanpakken door de toekomstige
bewoners nauw te betrekken bij de ontwikkeling. Dat was voor ons de
eerste keer dat we met games aan de slag gingen. Het idee achter het
spel is dat je met deelnemers van verschillende disciplines om tafel gaat.
Geen van de opvattingen van de deelnemers is dominant. Ze reageren
op elkaars ideeën om zo tot een informelere, minder geplande woonwijk
te komen. Uiteindelijk is de wijk er nooit gekomen omdat de plannen die
uit de game rolden te radicaal waren in de ogen van de gemeente. Maar
het was wel de basis van city gaming.

Het gaat dus om ontwerpen zonder conflicten?
Dat zie je verkeerd. Bij een projectontwikkeling zijn er per definitie
tegengestelde belangen, dat verandert niet met city gaming. Want
het mag dan een spel zijn, de deelnemers zijn de verschillende
stakeholders met hun elk hun verschillende belangen en dus potentiële
conflicthaarden. En laat dat nou net de bedoeling zijn. Iedereen mag in
eerste instantie opkomen voor zijn belang. Waar het om gaat, en hier
verschilt gamen van inspraakavonden, is dat deelnemers tijdens de game
gaan inzien waarom ze niet altijd kunnen krijgen waar ze op uit zijn. Er
zijn altijd beperkingen wat zaken als budget, ruimte, en gebouwtype
betreft. Wat ‘het spelletje’ de deelnemers geeft, is inzicht in wat wel en
wat niet redelijk of realistisch is om te vragen. Bij een inspraakavond

30ArchitectuurNL Tekst Peter de Winter Fotografie Martin Wengelaar

28-29-30-31_interview.indd 30 28-11-17 16:37

Gerelateerd