Het Eye Filmmuseum, wit fonkelend aan de noordoevers van het Amsterdamse IJ, staat voor Gesina Roters, Founder en Creative Partner bij merkstrategie en ontwerpbureau DAY, voor veel meer dan architectuur alleen. Eye staat symbool voor de stedelijke ontwikkeling van Amsterdam van de laatste decennia.
Toen ik in 1994 na mijn studie design vanuit Berlijn naar Amsterdam vertrok, kwam ik terecht in een huurflat diep in Amsterdam-Noord. Noord was toen een deel van de stad dat in de hoofden van de gemiddelde Amsterdammer eerder leek op het einde van de wereld dan op een stadsdeel vlakbij het centrum. Dit tot mijn grote verbazing. Ik was immers gewend aan miljoenenstad Berlijn en ervoer Amsterdam-Noord als een, ook toen prima bereikbaar, divers stadsdeel met een interessant rafelrandje.
Eye Filmmuseum
Begin 2012 betrok het filmmuseum – ontworpen door het Weense architectenbureau Delugan Meissl Associated Architects – de huidige locatie. Als het eerste publieke gebouw in Noord trekt het Eye Filmmuseum sindsdien iedereen letterlijk en fi guurlijk naar de overkant van het water, dat eerst een grens vormde. Als ik over het water naar Eye kijk, zie ik een sexy gebouw. Veranderlijk, verleidelijk, glinsterend, vloeiend en in dialoog met de omgeving. Of je nou een oog, een neergedaald papiertje, een vogel of iets anders in het ontwerp ziet, het gebouw is een object. Een object met een sterke aantrekkingskracht. Op de grens tussen land en water vertelt het gebouw altijd het verhaal van het moment.
Samen met A’DAM Toren een spannend koppel
Passend bij de cinematografi sche programmering, fungeert het als een canvas door steeds veranderend licht en wisselende projectie. Zo is het gebouw de ene keer haast onzichtbaar naast de Hollandse grijze wolken en steekt het de andere keer contrastrijk af tegen de helderblauwe luchten. Ook vind ik het Eye samen met de stoere A’DAM Toren een superspannend koppel. Een elegant liggende ‘diva’ en ernaast haar ‘lover’, de brute en stoere A’DAM Toren.
Structuur en samenhang
Niets lijkt parallel in het architectonische lijnenspel en toch is er structuur en samenhang. Het lichte, beperkte kleur- en materiaalpallet is net zo consequent doorgevoerd als het spelen met schuine lijnen en vlakken. Het gebouw gaat een spannende relatie aan met de omgeving. Binnen en buiten lopen soepel in elkaar over. ‘Vloeiende, functioneel gedefinieerde ruimtelijke sequenties’, zoals de architecten het zelf formuleren. De verbinding met het weer en het water zijn alom aanwezig. Van binnenuit heb je prachtig uitzicht op de binnenstad van Amsterdam aan de overkant. De centrale ruimte brengt daarnaast ook diverse publieksfuncties bij elkaar. Hierdoor ontstaat een soort levendig plein. Ergens las ik dat het gebouw aan de binnenkant is begonnen doordat de architect een stuk papier tot een soort kuip vormde. Deze intieme kom vormde de basis voor
het gebouw.
Zichtlijnen
Wat ik persoonlijk als zeer prettig ervaar is dat zowel de zichtlijnen in het gebouw als de publieke functies in elkaar over lijken te vloeien. Het café is een trap, de trap is een podium, het podium loopt over in de zalen en het buitenterras start al binnen. Eén grote open ruimte en toch behoud van intimiteit.
Tekst: Gesina Roters
Fotografie: Ruud Dilling
Dit artikel is gepubliceerd in de rubriek Supergaaf in Bouwwereld nummer 6 van 2020. Hierin is een bouwprofessional aan het woord over zijn of haar favoriete gebouw of interieur.
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.